Mijn zoon heeft gisterenavond drie kippen doodgereden.
Ze staken plotseling de weg over. Ik zie het beteuterde gezichtje van mijn blonde god en begin over doodslag. Onopzettelijk. Wellicht te hard gereden. Waarschijnlijk niet goed opgelet. Muziek te hard.
Ik stoef over mijn perfecte rijloopbaan van dertig jaar met slechts een dodelijk slachtoffer. Ik mompel dat we er niets van hebben geweten. Of zo. Maar dan in het Duits. Ik probeer ouder te zijn. Het lukt me niet en handel als een maat, een gelijke. En blijf jennen. Ik geniet, van mijn ironie, zelfgenoegzaamheid en zijn verdriet. Ik geniet van zijn liefde voor het leven.
Zelfs als hij me goedenacht wenst, laat ik hem weten hoe erg het wel is. Drie diertjes die in de fleur van hun leven zo abrupt aan hun einde komen. Ik voel me ouder, maar iets houd me tegen om zijn verdriet te verzachten. Voor de nacht.
Vanmiddag belt oogappel me op. En begint over het gesprek van de avond ervoor. Dat we het niet hebben geweten. En zo. Maar dan in het Duits. Er liggen twee bekeuringen in de bus. Twee bekeuringen voor te snel rijden. Een motor. Een Triumph. Bonneville.