‘Zullen we?’
Ze kan een potje breken bij me, en ik bij haar. Maar ’t zal verdorie voorzichtig moeten gaan. Zoveel vazen en schalen op de nachtkastjes. Zoveel kannen en kruiken op de geïmproviseerde boekenkast. Nee, niet van een of andere dynasty en duur zijn ze zeker niet, dat kan zelfs een leek zo wel zien. Het schilderij met de huilende zigeunerin hangt schuin. 'Zal ik ‘m eens proberen recht te krijgen? Is weer eens wat anders.'
‘Zullen we?’
‘Ach waarom ook niet, de matras van het opoebed zit tenslotte nog in de plastic. Maar jij moet wel alle licht uitdoen, alle schemerlampjes!’