We hadden een soort clubhuis. Waar mijn motormaatjes van toen, de Vikings, elkaar regelmatig ontmoetten. Het clubhuis was en oude boerderij. D´r stonden van die rotanstoeltjes en wat aardappelkisten op een binneplaatske. Die kisten gebruikten we als bijzettafeltje. Ik vond dat leuk, zondagochtend efkens met de BMW naar ons plekske. Om de avond en nacht ervoor te bespreken. Of er een ritje voor die dag te bespreken. Ge kon er in ´t zonneke zitten. Met zicht op onze machientjes. D´r lagen wat smeer en poetsmiddelen en d´r stond altijd koffie te pruttelen. De bewoner van de boerderij was geen boer. Ik bedoel dan iemand die geen beesten hield of landbouw beoefende. Hij was wel altijd in gezelschap van Timmeke, een Duitse herder. De Cajun was een oud alcoliekerke. En hij leek op zo´n echte Cajun. Maar hij hield van Fleetwood Mac. Ja, go your own way vond ie ook mooi. Bij mijn weten waren er toen geen Triumphs in de club. Wel een Honda CBX, wat GSxen, enkele Goldwings, een paar ZZRren, twee Yamaha´s en twee BMW´s. Ik mis dat plekske. Dat was zo, tja, zo gezellig. Als ge daar dan zat te soesen en ge hoorde den Arthur aan komen. Ik kende het geluid van alle mannen, allee, van de motoren. Alle jongens beter gezegd, want het waren jongens. De Leo met zijn Yamaha 750 DOHC. Dat vond ik zo´n mooie naam. Double overhead camshields of zoiets. Zijn maat Corneeke had er ook een. Grijs, met cardan. Hij reed ooit eens in de nacht op een vierbaansweg toen hij een auto inhaalde. Maar ´t was geen vierbaansweg. Zijn stuur en een wiel hebben ze tot op heden nog niet teruggevonden. De Cajun van de boerderij is inmiddels al lang dood. Doogezopen hoorde ik iemand zeggen. Op een keer kwam ik de erf opgereden toen ik Monneke met een jachtgeweer zag lopen. Ik vroeg aan ´de Cajun´ wat de Mon ging doen. Er was iets aan de hand met zijne onafscheidelijke maat, Timmeke de herdershond. ´Maar´ zei de Cajun, ´k kan het zelf niet...