Het ruist, suist, piept en fiept in mijn rechteroor. De vreemde geluiden komen met twee keer zoveel watt uit of in mijn oor wanneer ik me druk maak om iets of niets. Maar ook wanneer ik boos, teleurgesteld, chagrijnig of jaloers ben. Ik ga vandaag onder de scanner.
Ter hoogte van de eerste hulp rijdt er een auto van de parkeerplaats vlak voor mij de weg op. Door echt heel hard te remmen en uit te wijken kan ik een botsing vermijden. Daarna sta ik weer stil achter de onvoorzichtige bestuurder die midden op de weg stopt en richting aangeeft naar rechts. Hij blokkeert nu de volledige weg en ik zie aan het naar links en rechtsdraaiend hoedje dat hij de weg kwijt is. Dan slaat hij links een pad in, richting hoofdingang van het ziekenhuis. Het voetgangerspad.
Twee dagen geleden zou ik kost wat kost naast zo’n mens gaan rijden en hem heel lang boos hoofdschuddend aankijken. Om daarna nog een uurtje of twee van alles te bedenken wat ik die bestuurder allemaal aan kan doen. Na dit weekend doe ik dat allemaal niet meer en zeker vandaag laat ik de mens met rust. Vandaag ga ik onder of door de scanner.
Ze spuiten een contrastvloeistof in, dat is normaal bij zo’n onderzoek, zegt de verpleegster. De scanner maakt een vreselijk kabaal, alsof ik me heel druk maak, of ik heel woedend ben, jaloers of gewoon flink chagrijnig. In mijn hand heb ik een belletje waarmee ik de verpleegster kan waarschuwen als ik er genoeg van krijg en eronder of ertussen uit wil glippen. Ik moet heel stil blijven liggen en wacht op het gevoel van de contrastvloeistof die zo door mijn aderen zal gaan stromen. Het verspreidt zich, ik voel ‘t.
In twintig minuten tijd, zolang duurt de scan, heb ik mijn in ’t weekend gelezen boek, een bijzonder boek, gekregen van een bijzonder mens, volledig in gedachte voorbij zien komen. Het boek dat voor mij is geschreven, lijkt ‘t wel. Zaterdagochtend begon ik het al te voelen. Het ruisen, het suizen, het piepen en het fiepen was bijna niet hoorbaar in of uit mijn rechteroor. Ik was rustig, blij, ontspannen, vrolijk, vergevingsgezind, content, gezellig. En dan zat ik alleen nog maar comfortabel in mijn leeshoekje, met een kopje thee en had het boek nog niet eens opengeslagen.
Onder de scanner zie ik met gesloten ogen de verschillende alinea’s, de zinnen in cursief, uit het boek zo boven me tegen het ronde verlichte scannerplafond verschijnen. Ik denk aan die oude man met het hoedje in die auto, de mens, die ik op een haartje heb gemist. Jammer dat ik niet de kans heb gehad om hem na het bijna accident te spreken. Misschien zie ik die mens de volgende keer wel weer op weg naar het ziekenhuis wanneer ik om de uitslag ga van het onderzoek. En net als dat ik de dokter zal bedanken voor het onderzoek én de uitslag, ongeacht wat die ook zal zijn, zal ik die oude man met zijn hoedje, die mens, bedanken voor de prachtige gelegenheid die hij me heeft geboden.