De laatste keer dat ik dat buikgevoel had bij een zangeresje was in de tijd van Blondie en Kim Wilde. Wat ze zongen en hoe maakte me niet zoveel uit. Ik gaf ze toch wel alle eer in mijn kleine zolderkamertje
Later werd ik zot van Edith Piaff en Marianne Faithfull. Wel voor de muziek en hun bijzondere stemmen. Net als Piaff deed Marlene Dietrich me aan heldhaftige maar ook wrede oorlogen denken, dat was zo als klein manneke in die tijd. Oorlogen met muffige bars, uitzuipkotjes, officieren die de mouwen opstroopten en zwaar rokende zwaar opgemaakte opgemaakte hoeren. Uitgeleefd, afgeragt, dronken, eenzaam. Maar wel godsgruwelijk mooi van binnen. Recent had ik best met Amy Whinehouse olijven of mosseltjes willen eten ergens aan 't water. Dat doorleefde, de tegenslagen, het succes van haar. Zo bijzonder maakte het haar. Ik vind het jammer dat ze er niet meer is.
En nu, nu is er Iris. Iris van Straten. Ik zie in haar alles van wat er zo fout is op de wereld maar ook tegelijkertijd alles wat het allemaal zo bijzonder maakt. Ik ben zot van haar stem. Van dat lachje. Eenvoudig, en op een of andere manier zo verschrikkelijk mooi. Tja, als Sabrina kon ze bij me al een potje breken. Als Iris mag ze gerust bij me op de motor komen zitten. Zou ze 's ochtends onder de douche zingen? Ik denk het wel hè.